Als kind wilde hij al priester worden. Jan Klein Zeggelink (85) heeft na 60 jaar priesterschap nooit spijt gehad van die keuze. ‘Ik wil graag iets voor andere mensen betekenen.’

Beltrum/Rijssen

Prachtig”, zegt Jan Klein Zeggelink en wijst naar de gebrandschilderde ramen van de Heilige Dionysiuskerk in Rijssen. Sinds zijn emeritaat in 1997 is hij amper in het godshuis geweest. „Het blijft een donkere kerk”, zegt de bescheiden 85-jarige. „Maar deze ramen zorgen voor een geweldig licht.”

Licht brengen in het leven van anderen. Iets voor mensen willen betekenen. Dat was 75 jaar geleden de drijfveer voor Jan Klein Zeggelink om priester te worden.

Hij werd geboren in Beltrum en groeide daar ook op.

In de zesde klas van de lagere school wist hij het al zeker. „Ik kwam als kind al veel in de katholieke kerk met mijn ouders. De kapelaans en pastoors waren mijn voorbeeld. Hun werk vond ik zeer aantrekkelijk.” Dus gaf Jan zich na zijn schooltijd in Beltrum op voor het kleinseminarie in Apeldoorn. Er was aan het einde van de Tweede Wereldoorlog veel belangstelling voor de opleiding, die jongens voorbereidde op de eigenlijke priesteropleiding. „Ik kwam op een wachtlijst terecht. Om geen tijd te verliezen heb ik in dat verloren jaar lessen in Latijns en Grieks gevolgd bij een kapelaan uit Groenlo.” Jan kwam hierdoor meteen in de tweede klas terecht van de zesjarige opleiding. „Je werd als jongen enorm in de gaten gehouden op het kleinseminarie. Of je wel kon voldoen aan de strenge eisen die het priesterschap met zich meebrengt. Soms verdwenen er ook zomaar jongens. Ze werden naar huis gestuurd, omdat ze bijvoorbeeld stiekem een vriendin hadden.”

Na het kleinseminarie werd Jan toegelaten tot de eigenlijke priesteropleiding: het groot seminarie in Rijssenburg. „Nee, ik heb nooit getwijfeld. Mijn diepste verlangen was om priester te worden”, vertelt hij. In totaal heeft hij twaalf jaar gestudeerd om dat ambt te kunnen bekleden.

Na zijn opleiding werd hij kapelaan in Vasse en Mander en later in Goor. Daarna ruilde hij Twente in voor Utrecht, waar hij het enorm naar z’n zin had. „Er wonen veel Amsterdammers in Utrecht. Die hebben het hart op de tong liggen. Zeggen meteen waar het op staat. Zijn heel open. Dan zeiden ze: ‘U mag wel binnen komen meneer pastoor, maar wij doen nergens aan’. En toch krijg je dan koffie en heb je de beste en diepste gesprekken over het geloof. Niet dat ze zich laten bekeren. Maar toch…”

Volksaard

Die volksaard is in het oosten van het land heel anders, weet de priester uit ervaring. „Hier kijken ze meer de kat uit de boom. Zijn de mensen afwachtender. Natuurlijk, toen ik hier in 1976 begon was ik enorm welkom. Zo zijn de mensen in Rijssen, heel hartelijk en gastvrij. Maar in het begin wel afstandelijker dan in Utrecht.” In Rijssen stond Klein Zeggelink er als pastoor alleen voor. Hij had geen hulp van een kapelaan, maar schakelde graag parochianen in bij de kerk. „Samen kerk zijn. Dat is altijd mijn motto geweest. Mensen bij de kerk betrekken. Het inschakelen van leken bij de vieringen. In Utrecht hadden we daar al mee geëxperimenteerd door het instellen van allerlei werkgroepen. Later heb ik dat in Rijssen tot uitvoering gebracht. Nee, dat werd mij niet altijd in dank afgenomen door sommige collega’s. Ik kreeg tegenwerking. Ik was geen voorloper. Wel vooruitstrevend. En alles heb ik verantwoord gedaan. Het is jammer dat de kerk zelf op dat gebied de klok weer terugdraaide.” Priester zijn in het reformatorische Rijssen. Hoe is dat? „In heb het hier altijd prima naar mijn zin gehad”, zegt hij. Hij wil geen kwaad woord horen over de andere kerken in zijn woonplaats, ook al werkten ze niet allemaal mee aan de oecumenische beweging. „Het zijn ook diep gelovige mensen die vol overtuiging in het leven staan. We beleven het geloof allemaal op onze eigen manier.” In Rijssen kreeg hij gezelschap en steun van twee onderwijzeressen, die bij hem kwamen wonen in de pastorie: Riek Kersten (82), die hem na 41 jaar nog steeds dagelijks gezelschap houdt en de inmiddels overleden Alice Gloerich. Ze vervulden een heel andere rol dan de vroegere huishoudster of pastoriemeid. Ze vormden ook een luisterend oor, hielden hem gezelschap en ze gingen samen op vakantie. Spijt dat hij nooit getrouwd kon zijn heeft hij niet. „Het priesterschap is een heel bewuste keuze. Ik ging er ook helemaal in op. Nee, ik heb nooit de behoefte gevoeld om te trouwen.”

Het kwaad

Ruzies, conflicten, ziekte, kanker, dood, verdriet… Hoe hij daar als pastoor mee omgaat als het kwaad parochianen treft? „Door te luisteren, medeleven te tonen, soms samen te bidden, proberen troost te bieden. Maar ik ben geen arts, ik kan mensen niet beter maken.” Ja, hij weet nog dat bij een verkeersongeval drie parochianen, een vader en twee kinderen, om het leven kwamen. Huisbezoeken aan drie gezinnen. Dat is heftig. Ook voor een priester. „Natuurlijk heb ik ook slapeloze nachten gehad. Een priester is ook maar een mens. Maar je kunt niet stil blijven staan, je moet verder in het leven. Ik ben priester geworden om me in te zetten voor anderen. Ik ben dank¬baar dat die missie geslaagd is. Dat ik in mijn leven iets heb kunnen betekenen voor andere mensen.” De viering van het 60-jarig priesterschap van Jan Klein Zeggelink is in de Heilige Dionysiuskerk in Rijssen.

Ik kwam als kind in de katholieke kerk. Samen kerk zijn is altijd mijn motto geweest—Jan Klein Zeggelink

Door: Jelle Boesveld Bron: Dagblad Tubantia